Leidsche Rijn heeft veel sloten, zodat bij een fikse bui het water weg kan lopen de sloten in. Het watersysteem heeft behoorlijk schoon water. Dat kun je zien omdat er geen kroosdek op ligt. Als er veel mest in het water zit, is de hoeveelheid licht beperkend voor de plantengroei, dan ontstaat een kroosdek. Bij schoon water zijn er ondergedoken waterplanten, die uit de hele waterlaag de voedingsstoffen op kunnen nemen.
Die planten worden gegeten en dienen als huisvesting voor de beestjes in de sloten. Slakjes, kreeftjes, watervlooien, muggen- en libellenlarven, er zitten allerlei kleine beestjes in het water. Het IVN gaat op 8 juni bij het theehuis in park Oog in Al en 16 juni bij tuinenpark De Pioniers in Overvecht “slootje prutten”, op zoek naar die kleine beestjes. (opgeven via stadsnatuur@hotmail.com)
Al die kleine beestjes zijn weer voedsel voor de wat grotere dieren. Vooral van muggenlarven is het voor ons fijn dat ze worden opgegeten. Welke dieren zitten er zoal, behalve vissen?
Om te beginnen kikkers natuurlijk. Je hoort ze nu volop kwaken. (En nee, dat zijn geen brulkikkers, al laten ze zich flink horen) Als ZIJ met haar mooie ogen nu verliefd wordt op HEM met zijn mooie blaaskaken, dan kunnen ze samen kikkerdril afzetten. Na een paar weken komen die eitjes uit en zwemmen de kikkervisjes rond. In de loop van het jaar worden dat volgroeide kikkers. Ze overwinteren onder in de sloot. Er zijn bruine kikkers en diverse soorten groene kikkers, die ook voor specialisten soms lastig uit elkaar te houden zijn. Heikikkers komen voor in Rijnenburg.
Daarnaast zijn er padden. Ze zijn goed te onderscheiden van kikkers: ze zijn lelijk en hebben een wrattig vel. In maart, zodra de vorst weg is, trekken padden uit hun droge overwinteringsplekken naar de sloten toe. Vrijwilligers helpen ze met oversteken van gevaarlijke wegen, oook in onze wijken. Ze paren direct en zetten daarna eisnoeren af, dus geen klonten dril. Zodra de jonge padjes het “donderkopjes-stadium” hebben gehad trekken ze massaal het water uit en de wijde wereld in. Dan lopen er soms honderden kleine slanke donkerbruine padjes door de wijk, dat verschijnsel heet “paddenregen”. Eerdaags is het er weer tijd voor. Die padjes doen vervolgens hun best om zich in de zomer dik en rond te eten aan de insecten, bijvoorbeeld in je tuin. In het najaar zoeken ze een overwinteringsplek.
In de sloten en vijvers in de wijk zitten ook wat salamanders. Mooie beestjes! De mannetjes hebben in de voortplantingstijd (april-mei) een kam op hun rug. De eitjes worden afgezet op waterplanten. Heb je een vijver, zet er dan ’s avonds eens een zaklantaarn op om te kijken wat er rondzwemt.
Het laatste dier wat we hier noemen is de ringslang, een reptiel. Die is ongevaarlijk voor mensen, ze bijten zelfs niet als ze gevangen worden. (Ze smeren belagers desnoods wel vol met hun stinkende poep) Een volwassen dier ziet er vervaarlijk uit: meer dan een meter lang, zo dik als je pols. Ze zijn meestal goed herkenbaar aan de gele ring achter hun kop. Er is al een enkele waarneming bekend uit de wijk (een in Vleuterweide en een uit Terwijde), maar daar blijft het tot nu toe bij. Ringslangen zetten hun eieren niet af in de sloot, maar in broedhopen, waar ze door de warmte van het rottingsproces worden uitgebroed. Bij Haarzuilens en in het Máximapark zijn van die hopen aangelegd, maar er zijn nog geen eierschalen gevonden. Dus ook nog geen jonkies, die zijn zo groot als een potlood. Ringslangen eten o.a. padden en kikkers, zodra ze zich hier vestigen zal het aantal padden en kikkers wat afnemen. Dan zijn er ook meer broedhopen nodig dan de enkele die er nu is. Ringslangen zitten graag te zonnen op een dijkje of onder een (veilige) braamstruik. Ze hebben water nodig, maar gaan dus ook het land op.
Heb je kikkers, padden, salamanders of, wie weet, een ringslang gezien (of gehoord)? Zet het op waarneming.nl. Dat helpt voor het beheer en de bescherming. Meer informatie over deze en andere soorten amfibieën, reptielen en vis staat bij Ravon. Dat is een kennisorganisatie die zich richt op deze dieren.