Het is inmiddels flink herfst en de natuur gaat in rust. Vogels zijn weggetrokken, de Haarrijnseplas zit vol met overwinterende “fluiteendjes” (smienten), de vogels in je tuin hebben belangstelling voor het voerplankje. Niet echt de tijd om naar vlinders te gaan zoeken, toch?
De kleine wintervlinder doet zijn naam echter eer aan en vliegt juist in deze tijd van het jaar. De mannetjes dan, de vrouwtjes kunnen niet vliegen en zitten te wachten tot de mannetjes ze vinden voor de paring. De vlinders zijn het makkelijkst te vinden kort na zonsondergang, dan zitten ze vaak met hun vleugels omhoog langs de stam van bomen. Soms met tientallen tegelijk.
Als rups zijn ze beter bekend. De eitjes komen in het voorjaar uit, daarna eten de groene rupsen van het jonge blad van de bomen. De mezen brengen er hun jongen op groot. De jonge rupsen laten zich vaak aan een lange draad zakken en waaien dan weg. Zo kunnen ze zich nog verder verspreiden, want anders zouden alle jongen (en die weer daarvan) in dezelfde boom blijven zitten als het vrouwtje. Zo’n groene rups aan een lange draad heb je vast wel eens gezien.
Ze kunnen massaal in eikenbomen zitten. Zo massaal dat de bomen kaal lijken te blijven. Je hoort dan heel zacht het knisperende geknaag van de rupsen en het regent rupsenpoepjes. Nadat de rupsen zijn verpopt loopt de eik alsnog uit.
In bomen met eikenprocessierups worden soms bacteriën gespoten die rupsen doden. Ook de rups van de kleine wintervlinder, wat natuurlijk niet goed is voor de mezenstand. Terwijl die mezen ook de eikenprocessierups eten. Keuzes keuzes… Weten of de wintervlinder ergens zit is belangrijk.
De kleine wintervlinder willen we dus niet kwijt! Hij komt in bijna heel Nederland voor, ongetwijfeld ook in Leidsche Rijn. In dit artikel van Nature Today staat hoe je ze makkelijk kunt vinden. Reuzefijn als je een vondst op waarneming.nl zet!