De Otter is uitgestorven geweest in Nederland. In 1952 werd de laatste levende Otter gezien, al werden er nog tot 1988 sporen gevonden. In 1989 is er in Friesland nog een doodgereden, daarna zijn er geen sporen van Otters meer gevonden en was hij uitgestorven in ons land. Jacht, verkeer, verdrinken in fuiken, vuil water (met weinig vis) waren de soort fataal geworden.
Er is sindsdien hard gewerkt om Nederland weer geschikt te maken voor Otters. De jacht is sinds 1954 “al” verboden. De otter zwemt niet graag door tunnels of onder bruggen door. Ze steken daardoor vaak wegen over. Om dat te voorkomen zijn er faunapassages onder wegen gemaakt. Er zijn aangepaste visfuiken gemaakt, zodat de Otter er niet in kan zwemmen. Het water is nu veel schoner dan in de jaren ’80, waardoor er mis vis is. Veel sloten en watergangen hebben natuurlijke oevers gekregen in plaats van beschoeiing, wat de visstand ook ten goede komt. In 2002 zijn er in de Weerribben Otters uitgezet die in 2004 jongen kregen. Sindsdien hebben ze zich verspreid tot Friesland en Groningen. Steden doen ze soms ook aan: in Zwolle en de stad Groningen worden ze gezien. Sinds 2013 zitten er Otters in de Nieuwkoopse Plassen en deze hebben ook jongen gekregen.
Inmiddels zijn er zo’n 450 Otters in Nederland. Jaarlijks worden er ongeveer 150 Otters doodgereden in het verkeer, de situatie is daarom nog steeds precair.
Otters hebben als territorium 8 tot 12 kilometer ongestoorde natuurlijke oevers nodig. Met rust en privacy, want het zijn schuwe dieren. Overdag gebruiken ze rietbedden, ondergrondse holten of holle bomen als droge rustplaats, ’s nachts gaan ze op jacht naar vis (en ratten, Amerikaanse rivierkreeften, en ander eetbaars. Ze zijn niet erg kieskeurig). Ze gebruiken meerdere rustplaatsen en kunnen bij het foerageren 3 tot 10 kilometer afleggen. Een Otter die “woont” in Leidsche Rijn is daarom niet erg waarschijnlijk. Maar bij vorst, bij het foerageren of bij het zoeken naar een nieuw territorium is het wél heel goed mogelijk dat ze Leidsche Rijn aandoen.
Het is daarom verheugend nieuws dat er rond Kockengen Otters zitten. In Augustus heeft iemand twee Otters gezien, daarna zijn er wildcamera’s opgehangen. In januari bleek op een van de foto’s, genomen in de buurt van de Wagendijk, daadwerkelijk een Otter te staan: hij had het dus niet gedroomd. De uitwerpselen (spraints) kunnen ook een aanwijzing zijn dat ergens Otters leven.
Bij het ontwerpen van Leidsche Rijn zijn er veel waterpartijen gemaakt. Bij plensbuien moeten die het water opvangen, zodat de wijk niet blank komt te staan. Er is van meet af aan voor gezorgd dat er schoon water in zou zitten, door een gescheiden rioolstelsel. Rioolwater uit woningen gaat naar de zuivering, regenwater zakt zoveel mogelijk in de grond. Bij tunnels en bruggen zijn direct faunapassages aangelegd, zodat Otters onder de wegen door kunnen lopen. Tot ín het Máximapark. Wat dat betreft zijn we klaar voor de komst van de Otter! Net zoals we hier al jaren een Bever hebben. Voor beide dieren is het plezierig dat er jaarrond rietkragen staan waarin ze zich kunnen verstoppen als ze dat willen. Het zou de kroon op het werk van velen zijn als de Otter daadwerkelijk onze wijk aandoet.
Zie je een faunapassage die kapot is, meldt dit dan even op Utrecht.nl/melding. Dan kan hij worden hersteld.
De faunapassage links op de foto, onder de A12 door van De Meern naar Rijnenburg, is van Rijkswaterstaat. Helaas willen zij hem pas “In 2022” herstellen. De faunapassage (rechts) bij de Vikingrijn wordt door de gemeente dit jaar hersteld.