Waarnemingen

Wat leeft er eigenlijk allemaal in de wijk? We weten het niet precies. Dat is erg jammer, omdat er dan niet goed rekening gehouden kan worden met alles wat er is.Daarom deze oproep: zet op waarneming.nl wat er allemaal in uw buurt leeft: van huismus tot fazant, egel of bever. (Ja, echt!) De handleiding staat hier: https://waarneming.nl/pages/getting-started/?

De recente waarnemingen van de wijk Vleuten-De Meern staan hier: Vleuten-De Meern

Van Leidsche Rijn staan ze hier: Leidsche Rijn

Van Lage Weide kunt u ze hier vinden: Lage Weide

 

Wat zijn er veel soorten dieren! Hoe kun je die allemaal leren kennen! Er zijn 20 soortgroepen op waarneming.nl, elk met honderden tot duizenden soorten. Niemand kent alle soorten van Nederland. Mensen die wat meer van de natuur weten, specialiseren zich bijna allemaal in een of meer soortgroepen. De algemene soorten, die je bijna regelmatig tegenkomt, kennen ze vaak wel. Hoe leer je die algemene soorten kennen?

Er zijn heel veel manieren voor.

  • Je kunt bezoekerscentra bij natuurgebieden bezoeken. Daar wordt uitleg gegeven over de planten en dieren in dat gebied.
  • Je kunt lid worden van de KNNV en meegaan met de excursies. Je kunt activiteiten van het IVN bezoeken.
  • Hier in ons eigen Leidsche Rijn (incl Vleuten De Meern smile) organiseert Utrecht Natuurlijk veel activiteiten.
  • Je kunt (gratis) mee met excursis van Floron.
  • Leden van Natuurmonumenten krijgen hun tijdschrift, ook bij Staatsbosbeheer kun je je abonneren op hun tijdschrift. Op die manier doe je spelenderwijs veel kennis op.
  • Natuurlijk is er ook een app. Obsidentify (play sotre) (en hier voor apple: Obsidentify) is veruit de compleetste. Je maakt een foto van het beest of de plant waarvan je de naam wilt weten. De app kan het je heel vaak vertellen! als je een spin buitenzet: Even kijken welke soort het is.Je moet voor deze app een account aanmaken op waarneming.nl. Als je achter de naam van een plant of dier bent gekomen, kun je hem op waarneming.nl zetten. Doordat er al zoveel foto’s op die site staan, is de herkenning van nieuwe foto’s zo goed geworden.

Tenslotte kun je meedoen met allerlei waarnemingsprojecten die weinig basiskennis vragen maar waar je snel van leert. Hieronder staan er een aantal. In de loop van het jaar zal de lijst worden uitgebreid met projecten die dan starten.

  • De nationale tuinvogeltelling In 2020 van 23 tot en met 25 januari. Kort ervoor zijn er bij de KNNV en Utrecht Natuurlijk cursussen om tuinvogels te leren herkennen. De pimpelmees is dit jaar enorm veel geteld, de daling in het aantal merels lijkt gestopt.
  • De landelijke mollentelling in het 2e weekend van februari. (8 en 9 februari 2020). Je kunt je waarnemingen hier invoeren.

 

Een groen dak aanleggen is tijdelijk nog makkelijker

Een groen dak aanleggen is tijdelijk nog makkelijker

Er is tijdelijk extra mogelijkheid om gemakkelijk een groen dak aan te leggen, want er is extra ondersteuning bij mogelijk. Het NMU biedt aan om gratis de sterkte van het dak door te laten rekenen, zodat je weet of het dak het groen kan dragen. Zie hiervoor de Website NMU. Je kunt met 10 deelnemers de gratis berekening aanvragen. Als je gegadigden zoek met de “sneeuwbal-methode”,dan heb je zó die tien deelnemers bij elkaar. Jij zoekt dan drie deelnemers die elk ook weer drie deelnemers zoeken.  Doe de aanvraag bij het NMU wel voor 22 maart.

Heeft iemand met hetzelfde type (schuur)dak al een groen dak? Dan kun je bij hem navragen of de sterkte destijds is doorgerekend.

Een groen dak blijft in de zomer veel koeler. Er kan ongeveer 15 liter water per m2 worden opgeslagen, dat door de plantjes heel langzaam wordt verdampt. Daardoor wordt het dak niet gloeiend heet. Doordat er geen gloeiend heet schuurdak in de tuin is, blijft de tuin wat koeler en slaat er minder hitte naar de ramen van de 1e verdieping. Een minder hete slaapkamer bij hittegolven! Daarnaast is het natuurlijk een leuk en vrolijk gezicht. Tussen de plantjes gaan insecten leven (rupsen groendak), wat weer vogels aantrekt. Dat hommels, bijen en vlinders er blij mee zijn spreekt vanzelf.

Nadat je de sterkte hebt laten berekenen kun je bij gemeente Utrecht subsidie aanvragen voor het groene dak. Zie Subsidie groene daken Dat kan gezamenlijk met de buren waarmee je de sterkte hebt laten berekenen. Ook kun je gezamenlijk het groene dak bestellen. Dat scheelt in uitzoekwerk en meestal krijg je kwantumkorting. Je kunt met je buren afspreken: de een regelt de sterkteberekening, een tweede de offerte en een derde de subsidieaanvraag. Met al die groene daken in de buurt zal de hitte in de hele buurt wat minder worden. Alle reden om eens (Coronaproof) na te gaan of je buren hebt die mee willen doen!

Na het leggen van het dak is er amper onderhoud nodig. Het eerste jaar is het bij langdurige hitte verstandig om het dak een keer wat te sproeien, omdat er nog geen zaad van de plantjes in de sedummat zit. Eventueel kun je jaarlijks onkruid of mos weghalen, maar bij grote hitte verdwijnt dat ook vanzelf. De verkopers van het groene dak vinden dat je het dak jaarlijks moet bemesten. De belangrijkste meststof, stikstof, valt momenteel in enorme hoeveelheden gratis met de regen op het dak. (Dat heet het stikstofprobleem). Het belangrijkste onderhoud is dus in de gaten houden dat de waterafvoer niet dichtgroeit, maar bij een goede aanleg zal dat niet snel gebeuren. 

Otters in Leidsche Rijn?

Otters in Leidsche Rijn?

De Otter is uitgestorven geweest in Nederland. In 1952 werd de laatste levende Otter gezien, al werden er nog tot 1988 sporen gevonden. In 1989 is er in Friesland nog een doodgereden, daarna zijn er geen sporen van Otters meer gevonden en was hij uitgestorven in ons land. Jacht, verkeer, verdrinken in fuiken, vuil water (met weinig vis) waren de soort fataal geworden.

Er is sindsdien hard gewerkt om Nederland weer geschikt te maken voor Otters. De jacht is sinds 1954 “al” verboden. De otter zwemt niet graag door tunnels of onder bruggen door. Ze steken daardoor vaak wegen over. Om dat te voorkomen zijn er faunapassages onder wegen gemaakt. Er zijn aangepaste visfuiken gemaakt, zodat de Otter er niet in kan zwemmen. Het water is nu veel schoner dan in de jaren ’80, waardoor er mis vis is. Veel sloten en watergangen hebben natuurlijke oevers gekregen in plaats van beschoeiing, wat de visstand ook ten goede komt. In 2002 zijn er in de Weerribben Otters uitgezet die in 2004 jongen kregen. Sindsdien hebben ze zich verspreid tot Friesland en Groningen. Steden doen ze soms ook aan: in Zwolle en de stad Groningen worden ze gezien. Sinds 2013 zitten er Otters in de Nieuwkoopse Plassen en deze hebben ook jongen gekregen.

Inmiddels zijn er zo’n 450 Otters in Nederland. Jaarlijks worden er ongeveer 150 Otters doodgereden in het verkeer, de situatie is daarom nog steeds precair.

Otters hebben als territorium 8 tot 12 kilometer ongestoorde natuurlijke oevers nodig. Met rust en privacy, want het zijn schuwe dieren. Overdag gebruiken ze rietbedden, ondergrondse holten of holle bomen als droge rustplaats, ’s nachts gaan ze op jacht naar vis (en ratten, Amerikaanse rivierkreeften, en ander eetbaars. Ze zijn niet erg kieskeurig). Ze gebruiken meerdere rustplaatsen en kunnen bij het foerageren 3 tot 10 kilometer afleggen. Een Otter die “woont” in Leidsche Rijn is daarom niet erg waarschijnlijk. Maar bij vorst, bij het foerageren of bij het zoeken naar een nieuw territorium is het wél heel goed mogelijk dat ze Leidsche Rijn aandoen.

Het is daarom verheugend nieuws dat er rond Kockengen Otters zitten. In Augustus heeft iemand twee Otters gezien, daarna zijn er wildcamera’s opgehangen. In januari bleek op een van de foto’s, genomen in de buurt van de Wagendijk, daadwerkelijk een Otter te staan: hij had het dus niet gedroomd. De uitwerpselen (spraints) kunnen ook een aanwijzing zijn dat ergens Otters leven.

Bij het ontwerpen van Leidsche Rijn zijn er veel waterpartijen gemaakt. Bij plensbuien moeten die het water opvangen, zodat de wijk niet blank komt te staan. Er is van meet af aan voor gezorgd dat er schoon water in zou zitten, door een gescheiden rioolstelsel. Rioolwater uit woningen gaat naar de zuivering, regenwater zakt zoveel mogelijk in de grond. Bij tunnels en bruggen zijn direct faunapassages aangelegd, zodat Otters onder de wegen door kunnen lopen. Tot ín het Máximapark. Wat dat betreft zijn we klaar voor de komst van de Otter! Net zoals we hier al jaren een Bever hebben. Voor beide dieren is het plezierig dat er jaarrond rietkragen staan waarin ze zich kunnen verstoppen als ze dat willen. Het zou de kroon op het werk van velen zijn als de Otter daadwerkelijk onze wijk aandoet.

Zie je een faunapassage die kapot is, meldt dit dan even op Utrecht.nl/melding. Dan kan hij worden hersteld.

Faunapassage A12

De faunapassage links op de foto, onder de A12 door van De Meern naar Rijnenburg, is van Rijkswaterstaat. Helaas willen zij hem pas “In 2022” herstellen. De faunapassage (rechts) bij de Vikingrijn wordt door de gemeente dit jaar hersteld.

Faunapassage Vikingrijn
Bodemdierendagen:                                                                             aandacht voor belangrijke niet-aaibare diertjes

Bodemdierendagen: aandacht voor belangrijke niet-aaibare diertjes

Waarom zijn bodemdieren belangrijk?

Al het materiaal dat dit jaar in je tuin is aangegroeid, kunnen ze in een jaar weer omzetten in humus. Geloof het of niet, maar in een gezonde bodem wordt de bovenste 30 centimeter elk jaar in zijn geheel een keer opgegeten (en weer uitgepoept) door deze beestjes.  Dus de bodem bestaat uit enge-beestjes-poep 🙂 Daarmee zorgen ze ervoor dat afgevallen bladeren, takjes en dode insecten worden omgezet in humus die weer bruikbaar is voor de planten. De humus kan goed vocht vasthouden én zorgt voor een luchtige grond. Daardoor wordt de grond niet gauw te nat of te droog. Hoe belangrijk het is om vocht vast te houden is afgelopen zomer wel gebleken. Sommige regenwormen maken verticale gangen in de grond. Dat voorkomt dat de grond kletsnat blijft in perioden met erg veel regen. Met een gezond bodemleven krijg je fijne tuingrond!

Bodemdierendagen

Er is relatief weinig bekend over deze bodemdieren, want er wordt weinig op gelet. Van 25 september tot en met 7 oktober zijn daarom de bodemdierendagen. In die dagen kun je op zoek gaan naar de bodembeestjes in je tuin, het balkon of je omgeving. Je kunt je vondsten doorgeven, daarna krijgt je zoekgebied een “bodemdierencijfer”. Dan weet je hoe gezond de bodem is. Het levert ook waardevolle kennis op. In 2019 bleken er minder mieren te zijn dan in 2018 en meer miljoenpoten. Er werden weer pissebedden gevonden, na de droge zomer van 2018 waren die er bijna niet. Alle waarnemingen die worden doorgegeven helpen om meer bekendheid te krijgen over deze belangrijke dieren. Doe je mee?

Webinar

Dinsdag 15 september om 19:30 houdt het IVN Utrecht een webinar over bodemdieren. Een expert van het centrum voor bodemecologie vertelt over de dieren, hoe ze leven, hoe je ze kunt vinden en hoe je kunt zorgen dat er meer van die dieren in je tuin komen. Er is een beperkt aantal plaatsen beschikbaar, je moet je daarom van tevoren opgeven.

Hoe heten de beestjes die je vindt?

Met de zoekkaart van de bodemdieren kun je vinden welke soorten er in je zoekgebied leven. Ook met de app obsidentify kom je er makkelijk achter: foto maken, op de knop “obsidentify” klikken en je krijgt te zien wat er op de foto staat. Die app werkt overigens voor alle soortgroepen, ook voor bijvoorbeeld planten en vogels. (Hier voor de IPhone)

Hoe krijg je een gezonde bodem met veel bodembeestjes?

Om meer bodemdieren in je tuin te krijgen kun je afgevallen blad laten liggen: dan hebben ze wat te eten en jij hoeft niet met een bladblazer aan de slag. Maak je tuin pas in maart “winterklaar”, laat tot die tijd alle uitgebloeide planten zoveel mogelijk staan, als eten en schuilplaats voor de beestjes. In maart is het opruimen zó klaar omdat veel materiaal dan al verteerd is. Doordat de grond de hele winter bedekt blijft krijg je minder onkruid. Spit de grond niet om. Gebruik geen (kunst)mest, er valt toch al 40 kg stikstof per hectare op de grond door de “stikstofproblematiek”. Bovendien zorgen de bodembeestjes dat afgevallen blad weer voeding voor de planten wordt. Kortom: laat het tuinwerk vooral aan de bodembeestjes over. De beestjes kun je verder nog helpen met een composthoop, een hoopje stenen of takken of een vijvertje. Reken er op dat er vogels komen om weer te snacken van de beestjes. De kringloop is rond.

Woonruimte tekort! – ook voor vogels

Woonruimte tekort! – ook voor vogels

Niet alleen voor mensen is er een gebrek aan woonruimte. Voor vogels die in holen broeden, zoals mezen, is er ook een enorm tekort. Gemeente Utrecht heeft vorig jaar op twee plekken met veel  eikenprocessierups nestkasten opgehangen. 120 Nestkasten in totaal. Op de ene plek, de Brailledreef in Overvecht bleek 45% van de nestkasten bezet. Op de andere plek, (de Zandlaan in Oost) was 64% van de nestkasten bezet. Zouden extra nestkasten in Leidsche Rijn (inclusief Vleuten, De Meern en Haarzuilens) ook zo goed worden gebruikt? Misschien nog wel beter omdat hier zo weinig oude bomen met holtes zijn!

Als u een nestkast wilt ophangen, zijn hier een paar tips:

  • Het is al tijd om ze op te hangen, want de vogels slepen al met takjes. Soms slapen ze al in de nestkast van hun keus: warm en droog in de winter!
  • Hang de kast niet in de volle zon. In mei wordt het er dan te heet
  • De meeste regen komt uit het zuidwesten. Een plek op het noordoosten is ideaal, dan regent het niet in via de invliegopening.
  • Hang de nestkast op 2 meter of hoger, zodat katten er niet bij kunnen.
  • Er hoeft geen stokje onder de invliegopening. Kleine vogeltjes zijn behendig genoeg om het nestje in te komen. Eksters kunnen vanaf zo’n stokje makkeijk het nest leeghalen.

Bij mezen legt het vrouwtje in een dag of tien haar eigen gewicht aan eieren. Nadat die uitgekomen zijn groeien de 6-12 jonkies in een week of drie bijna aan tot het gewicht van het volwassen vrouwtje. Geen wonder dat de ouders af- en-aan blijven vliegen met insecten! Heeft u een volledig bestrate tuin dan moeten ze verder vliegen om voedsel te zoeken. De kans dat ze uw nestkast kiezen om in te broeden is dan niet groot. Ze hebben graag een echte tuin vlak rond het nest.

Nestkasten zijn te koop bij tuincentra en bijvoorbeeld in de webshop van de Vogelbescherming. Daar staan ook maten voor als u er zelf een wilt maken.

Er zijn nestkastcamera’s te koop. Om in een donkere nestkast iets te zien moet hij infrarood hebben.  Het beeld op TV of telefoon is dan zwart-wit. In het tuingekke Engeland zijn ze in ieder geval te koop. Zoek op bird box camera.

Ze zijn er zowel met een draad tussen camera en TV, op wifi en via internet. (Die laatste zijn  Internet-of Things-apparaten waarbij je echt het wachtwoord moet veranderen)

In nieuwbouwwijken zullen mussen ook gauw gebruik maken van mussenkasten of mussenvides. Ook voor roodborsten of winterkoninkjes is de kans groot dat de kast word gebruikt.

En vogels die in struiken broeden?

Merels, lijsters en veel andere vogels maken zelf een nest, bij voorkeur goed verstopt in een doornige struik. Er zijn weinig struiken in Leidsche Rijn aangeplant. Als u een plek weet waar struiken kunnen worden aangeplant kunt u dat nog steeds melden: https://natuurlr.nl/2020/01/07/struiken-bloemen-bessen-vogels/

 

Struiken, bloemen, bessen vogels

Struiken, bloemen, bessen vogels

Struiken zijn belangrijk voor natuur in de wijk. Ze beiden vogels nestgelegenheid en beschutting. Op inheemse struiken zitten veel insecten. Vogels brengen hun jongen groot met insecten, roofvogels en viseters daargelaten. De struiken leveren in de loop van het jaar bessen of nootjes op, ook dat is belangrijk vogelvoer. Kortom: als we willen genieten van zingende merels, lijsters en dergelijke, moeten we zorgen voor struiken in de wijk. Struiken zijn vaak twee keer per jaar mooi: een keer als ze bloeien (vlinders!) en een keer als ze bessen dragen. Sommige struiken zijn wintergroen. Een rand met verschillende struiken is daarom een groot deel van het jaar ook prachtig om te zien. Dit is onze Voorzet struikenlijst. Aanvullingen hierop, vooral van inheemse struiken, zijn welkom!

Bij de bouw van Leidsche Rijn zijn er nauwelijks struiken geplant, overal zie je “gras en bomen” (of zelfs “gras zonder bomen”). De natuur krijgt een flinke boost als er struiken worden aangeplant. Maar waar? Niemand zit te wachten op “enge bosjes” naast een verlaten fietspad.

Gelukkig zijn er plekken te vinden waar geen voetpad of fietspad direct erlangs loopt en waar struiken kunnen worden geplant. Tot nu toe hebben we deze plekken gevonden. De blauwgekleurde lijnen liggen goed in het zicht van wandelaars of fietsers, daar valt te overwegen om voor de sier ook wat winterbloeiende planten ertussen te zetten. De rode lijnen liggen ofwel in natuurgebieden ofwel op een plek waaraan toch hard voorbijgereden wordt. Daar dus geen winterjasmijn.

 Weet u een plek waar struiken geplant zouden kunnen worden? Mail het naar info@natuurlr.nl of gebruik het contactformulier. Dan zetten we de plek erbij op de kaart. We willen via het Initiatievenfonds proberen om dit jaar en volgende jaren struiken erbij te krijgen in de wijk.

Eendjes voeren – is dat goed voor de eendjes?

Eendjes voeren – is dat goed voor de eendjes?

Eendjes voeren – kinderen zijn er dol op. Het is ook ontzettend leuk om te zien hoe enthousiast de dieren het brood komen halen. Het gaat momenteel niet zo goed met de eenden in Nederland – dan is bijvoeren toch goed?

Op zich hebben de eenden brood niet nodig. Ze eten gras en dat is er volop. Ook eten ze, net als zwanen, allerlei waterplanten. Dan staan ze op hun kop in de sloot om bij het lekkerste voer te komen. Omdat brood behoorlijk zout is en flink anders is dan gezond eendenvoedsel is een overdaad aan brood niet goed voor hen. Net zoals veel snoep niet goed is voor kinderen. Zelfs niet als het vriest, ook dan vinden de eenden voldoende voedsel.

Als de eenden niet alles direct opeten wat er gegeven wordt, dan is voeren ronduit slecht. De restanten aan brood worden gegeten door ratten en meeuwen, die daardoor toenemen rond de voerplek. Door broodresten en extra vogelpoep wordt het water vuil. Dat kan ziektes veroorzaken en in het troebele water kunnen de waterplanten niet goed groeien.  In het voorjaar zijn de ratten er als eerste bij zodra de jonge eendjes gaan zwemmen. Ze trekken ze aan een pootje omlaag, verzuipen het kuikentje en eten het op.

Eendjes voeren met kinderen is hartstikke leuk! Maar, zoals de beheerder van het Griftpark een keer voorstelde:  geef in totaal een half boterhammetje per keer. Op die kleine stukjes brood komen ze ook enthousiast af.

Heb je vaak oud brood over? Je kunt vers brood in de iepvries doen en het er telkens met een paar sneetjes gelijk uithalen. Het in een paar minuten ontdooid.

Lekekre recepten met oud brood staan hier en hier.

Vlinders??? Nu???

Vlinders??? Nu???

Het is inmiddels flink herfst en de natuur gaat in rust. Vogels zijn weggetrokken, de Haarrijnseplas zit vol met overwinterende “fluiteendjes” (smienten), de vogels in je tuin hebben belangstelling voor het voerplankje. Niet echt de tijd om naar vlinders te gaan zoeken, toch? De kleine wintervlinder doet zijn naam echter eer aan en vliegt juist in deze tijd van het jaar. De mannetjes dan, de vrouwtjes kunnen niet vliegen en zitten te wachten tot de mannetjes ze vinden voor de paring. De vlinders zijn het makkelijkst te vinden kort na zonsondergang, dan zitten ze vaak met hun vleugels omhoog langs de stam van bomen. Soms met tientallen tegelijk.
Als rups zijn ze beter bekend. De eitjes komen in het voorjaar uit, daarna eten de groene rupsen van het jonge blad van de bomen. De mezen brengen er hun jongen op groot. De jonge rupsen laten zich vaak aan een lange draad zakken en waaien dan weg. Zo kunnen ze zich nog verder verspreiden, want anders zouden alle jongen (en die weer daarvan) in dezelfde boom blijven zitten als het vrouwtje. Zo’n groene rups aan een lange draad heb je vast wel eens gezien.
Ze kunnen massaal in eikenbomen zitten. Zo massaal dat de bomen kaal lijken te blijven. Je hoort dan heel zacht het knisperende geknaag van de rupsen en het regent rupsenpoepjes. Nadat de rupsen zijn verpopt loopt de eik alsnog uit. In bomen met eikenprocessierups worden soms bacteriën gespoten die rupsen doden. Ook de rups van de kleine wintervlinder, wat natuurlijk niet goed is voor de mezenstand. Terwijl die mezen ook de eikenprocessierups eten. Keuzes keuzes… Weten of de wintervlinder ergens zit is belangrijk. De kleine wintervlinder willen we dus niet kwijt! Hij komt in bijna heel Nederland voor, ongetwijfeld ook in Leidsche Rijn. In dit artikel van Nature Today staat hoe je ze makkelijk kunt vinden. Reuzefijn als je een vondst op waarneming.nl zet!
Niet aaibaar – maar o zo belangrijk voor de grond

Niet aaibaar – maar o zo belangrijk voor de grond

Bodembeestjes als regenwormen en pissebedden horen niet tot de aaibare, populaire beestjes. Veel mensen vinden ze een beetje griezelig. Ze zijn wel heel belangrijk voor de bodem en voor je tuin.

Alle bodemdiertjes helpen met de afbraak van afgevallen blad, dode planten en beestjes en mest. Als je het afgevallen blad je tuin inschuift, zijn er regenwormen die het onder de grond trekken en het daar opeten. Samen met de pissebedden, oorwormen, mijten, springstaarten, aaltjes, schimmels en bacteriën en wat er verder zoal in de bodem leeft. Volgens een onderzoek uit 1950 leven er bijna 500 gram aan beestjes per m2 (waarvan 400 gram regenwormen) en meer dan 2 kg aan schimmels en bacteriën. Met elkaar eten ze de bovenste 30 cm van de bodem elk jaar op en poepen ze die ook weer uit. Daardoor wordt de grond ruller en kruimiger én houdt hij goed water vast. De voedingsstoffen uit de afgevallen bladeren komen zo vrij en kunnen weer door planten worden opgenomen.

We weten nog niet goed wát er precies in de bodem leeft. Sterker nog: als je wilt dat er een dier jouw naam krijgt als wetenschappelijke naam, kun je dat waarschijnlijk voor elkaar krijgen door alle beestjes in je tuin op naam te brengen. Waarschijnlijk zit er wel een soort bij die “we nog niet kenden”, die mag jij dan een naam geven. Helaas is dat op naam brengen van al dat grut wel een klusje. Op bodemdierendagen kun je een zoekkaart downloaden met de algemene soorten er op. Tot 15 oktober kun je nog doorgeven wat er leeft in je tuin: want het is echt slecht bekend wat er zoal in de grond leeft. Daarna kun je soorten melden op waarneming.nl.

Vooral regenwormen zijn erg goed voor de bodem. De pakweg 50 soorten regenwormen die in Nederland voorkomen zijn te verdelen in grofweg 3 typen: een type die vooral in de strooisellaag leeft, een type die net onder de grond leeft en horizontale gangen graaft en de “pendelaars”, die zowel boven de grond komen als diep de grond ingaan en daarbij verticale gangen graven. Alle wormen samen zorgen zo voor lucht in de grond en een goede waterafvoer. Onder grond waar plassen blijft staan leven geen wormen, de waterafvoer blijft daardoor ook slecht.

Wormen hebben een kop en een staart. Als je ze in tweeën hakt, ontstaan er geen twee wormen, dat is een fabeltje. Veel spitten is dus niet goed voor de grond. De grond knapt ook niet op als je er met zware machines overheen rijdt. Zelfs bij veel lopen over de grond wordt de bodem verdicht en kunnen de wormen er niet goed in leven. Daardoor verdwijnen de planten ook. Kijk maar naar olifantenpaadjes, ook als ze niet meer belopen worden duurt het jarenlang voor ze dichtgroeien.

Voor een mooie tuin zijn al die “enge beestjes” dus nodig. Voor de meeuwen, merels en egels ook, die verorberen er heel wat.

Eiken- en beukenblad is zelfs door al dat bodemleven niet goed te verteren, in die bossen komt een dikke laag blad te liggen. Onder Lindes en Esdoorns verteert het blad wel. Als je eens wilt zien hoe een bodem van zo’n bos er uit ziet waar jarenlang niet is gelopen of gespit, moet je naar het bosje gaan tussen de Daphne Schipperbrug en de Leidse Rijn (bij Nedal). De grond is hier zo luchtig dat hij veert. Rul, kruimig, zo ziet goede levende grond er uit. Het is te hopen dat de achteruitgang van de insecten niet opgaat voor het bodemleven. We kunnen niet zonder die belangrijke kleine beestjes.

Het groeit nog harder dan Leidsche Rijn – Paddenstoelen in de herfst

Het groeit nog harder dan Leidsche Rijn – Paddenstoelen in de herfst

Paddenstoelen zie je vooral bij warm en vochtig weer. De grond is nog warm van de afgelopen zomer, door de regen is de grond vochtig en hup! Ze schieten als paddenstoelen uit de grond.

Het grootste deel van de paddenstoelen zit onder de grond. Daar zit het mycelium of zwamvlok, die breekt dood materiaal af en komt zo aan energie en voeding. Er zijn naast grondgebonden soorten, ook soorten die leven op dood hout, zoals het Meniezwammetje (Oranje takschimmel). Daarnaast zijn er een paar soorten die zowel op dood hout als in de grond kunnen groeien, en soorten die bomen kunnen doden, zoals de Berkenzwam/Berkendoder. In de half vermolmde stammen kunnen spechten een nest uithakken.

Grondbewerkingen als ploegen en spitten of verdichting van de grond door er met zware machines overheen te rijden is funest voor paddenstoelen. Ook als het buiten de herfst gebeurt, want de zwamvlok wordt beschadigd.

Er zijn enorm veel soorten paddenstoelen en ze stellen allemaal andere eisen aan hun groeiplaats. De grondgebonden soorten leven in grond. De schimmeldraden maken vaak contact met de wortels van bomen. De bomen voorzien de schimmels van suiker (=energie). De schimmels halenn mineralen uit de grond en geven die terug aan de bomen. Zowel de bomen als de paddenstoelen kunnen daardoor beter groeien.

 

De paddenstoelen die dit doen zijn vaak gebonden aan bepaalde boomsoorten. Vliegenzwammen groeien daardoor vaak bij Berken in de buurt. Bij de Lindes bij de Kersentuin (langs de Vleutensebaan) staan nu paddenstoelen die ongetwijfeld aan Lindes gebonden zijn. In weilanden komen weer paddenstoelen voor die aan gras of koeienvlaaien gebonden zijn. Er is zelfs een ieniemienie paddenstoeltje dat leeft op afgevallen elzenkatjes.

De beste plekken om veel soorten paddenstoelen te vinden zijn oude bossen. Daar hebben zich in de loop der jaren veel soorten kunnen vestigen. Amelisweerd is erom beroemd, omdat dat een oud bos op klei is. Nagenoeg alle oude Nederlandse bossen staan op zandgrond. Paddenstoelen die van klei houden kunnen wel in Amelisweerd leven, maar niet op bijvoorbeeld de Veluwe.

Sommige paddenstoelen zijn eetbaar, andere zijn dodelijk, hallucinerend ziekmakend of braakopwekkend. Stop ze alleen in de pan als je kennis van zaken hebt. Er zijn in de herfst vaak paddenstoelenexcursie van bijvoorbeeld het IVN. Als je meegaat zie je er veel meer dan wanneer je allen wandelt. De gidsen kunnen er veel over vertellen.

Spinnen – Het wordt herfst, ze zijn er weer

Spinnen – Het wordt herfst, ze zijn er weer

Het begint herfst te worden, de tijd van het jaar dat er veel spinnen zijn. Waar komen ze zo ineens vandaan? Ze waren er al, alleen vallen ze nu veel meer op. De meest opvallende spin, de Kruisspin, kan twee jaar oud worden. In het najaar worden de eitjes gelegd die in het voorjaar uitkomen. Pas het jaar daarna wordt de spin het grote beest dat opvallend midden in een web in de tuin hangt. Vrouwtjes worden pakweg twee keer zo groot als mannetjes, het verschil is op bovenstaande foto goed te zien. Er zijn (ook in Nederland) spinnensoorten waarbij het mannetje pas bij een vrouwtje in de buurt durft te komen als ze een prooi te pakken heeft. Na de paring moeten ze er als de wiedeweerga vandoor.

Er zijn veel soorten spinnen in Nederland, ongeveer 350. De 24 meest voorkomende soorten van huis en tuin staan op deze zoekkaart (4 MB). Een paar heb je vast wel eens gezien: een spin die ineens rond ging tollen in zijn web toen hij zich bedreigd voelde (grote trilspin). Of een zwart-wit gesptreepte springspin (zebra-wolfsspin).

Spinnen hebben een uitwendig skelet en moeten tijdens de groei regelmatig vervellen. Niet alle “dode” spinnen die je in huis vindt zijn dus dode spinnen, het kunnen ook vervellingshuidjes zijn.

Qua bouw zijn spinnen aparte dieren. Het zijn geen insecten, die hebben immers zes poten en spinnen hebben er acht. Spinnen hebben ook acht ogen. De vier donkere vlekjes midden op de kop zijn vier ogen. Wat verder opzij zitten aan beide zijden van de kop nog twee ogen. Hoe zouden ze de wereld zien?

Met de haren op hun poten kunnen ze voelen. Bij hun kaken zit een gifklier waarmee ze hun prooien verlammen. In het achterlijf zitten de spintepels waarmee ze spinrag maken. Stevig of zacht, kleverig of niet, net wat er nodig is. Spinrag is sterker dan staal en soepeler dan kevlardraad. Knappe koppen proberen het na te maken voor bijvoorbeeld kogelvrije vesten.

Eieren worden in een pakketje ingesponnen en ergens afgezet. Na de winter komen ze uit. De jonge spinnetjes hebben al wel een echte “spinnenbouw”, maar zien er qua kleur heel anders uit dan de volwassen spinnen. Mannetjes en vrouwtjes zijn nog even groot, in het 2e jaar groeien de vrouwtjes extra hard waardoor ze dan pas groter worden dan mannetjes. Als je ergens heel veel kleine spinnetjes bij elkaar vindt, dan is een kapsel met eitjes dus uitgekomen.

De eerste dagen blijven ze bij elkaar en leven van de dooier uit hun ei. Daarna klimmen ze naar een hoog punt, spinnen een zweefdraad en laten zich daarmee wegwaaien.

Een paar spinnen in huis is best handig: ze eten o.a. zilvervisjes. Bij massa’s spinnen en veel spinnenwebben kun je ze makkelijk buiten zetten: schuif er een breed limonadeglas overheen, schuif een ansichtkaart tussen glas en muur door en je hebt de spin gevangen. Buiten zal hij weer webben maken om vliegende insecten te vangen.

In gloednieuwe woonwijken bárst het soms van de spinnen: hun natuurlijke vijanden zijn er dan nog niet. Mezen eten enorm veel spinnen: ze speuren dagelijks dakranden en kieren af. Zodra er wat nestkastjes hangen en er voldoende groene tuinen zijn om de mezen jaarrond van voedsel te voorzien, is de spinnenplaag over.